UncategorizedOptimisme vervlogen: Zuid Soedan is een nieuwe oorlog ingezogen

Optimisme vervlogen: Zuid Soedan is een nieuwe oorlog ingezogen

Reading Time: 5 minutes

De communiqués van hulpverleners  en strijdgroepen de afgelopen dagen klinken als déjà vu voor iedereen die de oorlog in Soedan tussen 1983 en 2005 volgde. „Onze dappere strijders hebben de tegenstanders(de aanhangers van president Kiir) in de pan gehakt en zullen binnen 24 uur Malakal innemen”, luidde deze week een verklaring van de dissidente troepen van Riëk Machar. De huidige vicepresident van Zuid-Soedan, James Wani Igga, reist momenteel door zijn thuisregio Equatoria en ronselt daar duizenden nieuwe rekruten „om te gaan vechten tegen Riëk Machar, om onze democratie te verdedigen”.

Het aantal doden sinds het uitbreken van het conflict half december wordt inmiddels op 10.000 geschat. Meer dan 200.000 mensen zijn van huis en haard verdreven. Hulporganisaties melden dat 32.000 vluchtelingen naar Oeganda zijn uitgeweken, 10.000 naar Ethiopië en 10.000 naar Soedan. Naar Kenia vluchten dagelijks 800 Zuid-Soedanezen.

Optimisme over een snel einde aan het half december begonnen conflict in Zuid-Soedan is vervlogen. Het in 2011 onafhankelijk geworden land is een burgeroorlog ingezogen. De kans op een spoedige vrede tussen de strijdende partijen, die van president Salva Kiir en van de voormalige vicepresident Riëk Machar, lijkt nihil.

„Er is geen uitweg meer. Zuid Soedan is begonnen aan een nieuwe oorlog”, zegt Daniel Deng. Hij werd in de jaren negentig als minderjarige gedwongen te vechten in de onafhankelijkheidsoorlog tegen het gearabiseerde noorden van Soedan.Toen in 1991 de toenmalige bevrijdingsbeweging SPLM net als nu uiteenviel, werd zijn familie doelwit van wraakacties bij Bor.

Momenteel vinden onderhandelingen plaats in de Ethiopische hoofdstad Addis Abeba. Over het resultaat daarvan hoeven we ons geen enkele illusie te maken, zegt de Franse hoogleraar Gérarld Prunier, kenner van de Hoorn van Afrika, in l’Express. „Geen enkele kans”, zegt hij. „Dit is oorlog en de winnaar zal degene zijn die de andere militair en diplomatiek uitschakelt”.

De kiem voor het conflict werd vorig jaar juli gelegd toen president Kiir zijn ambitieuze vicepresident Riëk Machar ontsloeg, evenals een groot deel van zijn kabinet. Aangevuurd door een groepje van vijf naaste adviseurs koos Kiir de confrontatie: hij ontbond afdelingen van de regerende SPLM, zuiverde het leger van vermeende dissidente officieren en vulde de Presidentiële Garde met eigen aanhangers uit zijn geboortestreek. Het conflict kwam in het weekeinde van 15 december tot een uitbarsting tijdens een partijvergadering over democratische hervormingen, waarbij Kiir riep dat Riëk Machar een staatsgreep wilde plegen. Riëks huis in de hoofdstad Juba werd door tanks en mortiervuur kapot geschoten. Familieleden en lijfwachten kwamen om.

Riëk zelf wist door een gat in het hek om zijn huis te ontsnappen, en eenmaal weg uit Juba ontwikkelde zich onder zijn leiding tot ieders verbazing razendsnel een grote opstand in het leger, waarbij soldaten van Riëks stam de Nuer massaal aan het muiten sloegen. Dinka’s van de Presidentiële Garde voerden op grote schaal slachtingen uit onder Nuers in Juba.

„Ik ken hele Nuer families die zijn vermoord. Hun lijken zijn gedumpt in massagraven of in de Nijl gegoooid”, vertelt een inwoner van de hoofdstad. Toen Peter Gadett, een legercommandant en aanhanger van Riëk, de stad Bor innam en daar huis hield onder Dinka’s,  werd een nauwelijks meer te stoppen cyclus van tribaal geweld op gang gebracht.  De helft van de soldaten in het nu gesplitste regeringsleger zijn Nuer.

„Het conflict had niets van doen met de gewone man en vrouw en alles met onenigheid in de regeringspartij SPLM”, vertelt de vroegere kindsoldaat Daniël Deng.

Deng behoort tot de generatie van de zogenoemde ‘lost boys’, tienduizenden jongeren die tijdens de oorlog tussen 1983 en 2005 onder dwang werden weggehaald uit hun dorpen en jarenlang door de bush trokken. Hij is nu uitgeweken naar Nairobi. „Onze leiders kennen alleen maar oorlog, hun hersenen zijn gevormd door oorlog. Ze hielden zich nooit aan mensenrechten tijdens de oorlog en ook nu niet. Altijd heerst er straffeloosheid in Zuid-Soedan”, zegt hij. „Al het opgestapelde vuil van de oorlog explodeert nu in ons gezicht. Opnieuw vechten onze leiders voor hun macht ten koste van burgers”.

Riëk rekent op de steun die hij al heel lang onder zijn Nuer geniet. Volgens de profetie van de Nuer-ouderen was Riëk voorbestemd leider van Zuid-Soedan te worden. Daarom steunen de duizenden strijders van het zogheten Witte Leger, een militie van Nuer-jongeren, hem en zijn ze bereid naar de hoofdstad Juba op te trekken om er de macht over te nemen van Dinka-president Kiir.

In de perceptie van de Dinka’s moeten alle Nuers worden verslagen ten einde Riëk te kunnen vermorzelen. „Begrijp je nu waarom er niets te bepraten valt bij het vredesoverleg in Addis Abeba”, schimpt Daniel Deng.

Kiir rekent op steun van Oeganda. Er zijn al enkele honderden Oegandese soldaten bij Juba. Oeganda heeft ook troepen in de Centraal-Afrikaanse Reubliek en Somalië. Ooggetuigen in het noorden van Oeganda zeggen dat elke dag zwaar militair materieel richt Zuid-Soedan vertrekt.

De Franse hoogleraar Prunier noemt de Oegandese president Yoweri Museveni de ‘Bismarck van Afrika’. Hij wijst op de belangen van naaste medewerkers van Museveni. „In de entourage van Museveni zitten vele zakenlui die Zuid-Soedan economisch koloniseren”.

Tot 2011 ontleende Zuid-Soedan zijn identiteit aan de strijd tegen het noorden. Sinds de onafhankelijkheid worstelt het land om een eigen nationale identiteit te krijgen. Het falende gezag van de regerende  SPLM is de hoofdoorzaak van de crisis. Volgens hoogleraar Prunier is  Kiir een „middelmatig” leider, „meer geïnteresseerd in whisky en vrouwen dan in het opbouwen van een natie”.

De Amerikaanse diplomaat Princeton Lyman, die in het recente verleden namens de VS bemiddelde in Soedan,  schreef dat een terugkeer naar de status quo van voor het uitbreken van het conflict „zal leiden tot herhalingen van eerdere mislukkingen”. Handjeklap tussen de elites, zoals gebruikelijk bij het oplossen van conflicten in Soedan, kan niet meer werken. Hij pleit voor een internationaal voogdijschap over Zuid-Soedan, waarbij het buitenland gaat helpen bij de opbouw van nationale instituties, zoals in 1990 gebeurde bij de onafhankelijkheid van Namibië en na 2003 bij de wederopbouw van Liberia na vele jaren van oorlog.

SPLA IS EEN LAPPENDEKEN

Het Zuid-Soedanese regeringsleger is uiteen gevallen. Het SPLA is altijd al een lappendeken geweest. Nu worden tribale breuklijnen tussen de Dinka, de grootste bevolkingsgroep waartoe ook president Kiir behoort, en de Nuer steeds zichtbaarder.

Het Soedanese Volksbevrijdingsleger (SPLA) komt voort uit de guerrillabeweging die in de jaren tachtig de strijd aanbond met het centrale gezag in de Soedanese hoofdstad Khartoum. Het SPLA wordt nu gestraft voor het tekort aan eenheid en het gebrek aan vorming van geschoold kader tijdens de bevrijdingsstrijd tussen 1983 en 2005. De in 2005 bij een helikopterongeluk omgekomen SPLA-leider John Garang regeerde met ijzeren hand over de rebellengroep, en weigerde gesprekken met afvallige groepen.

Garangs opvolger Salva Kiir voerde een toleranter beleid. Als de prijs maar goed genoeg was, lieten milities zich integreren, hoewel vele strijdgroepen daarna weer deserteerden om zich vervolgens opnieuw in het regeringsleger te voegen. Kiir nam aanvankelijk politici uit alle windrichtingen van Zuid-Soedan op in zijn regering, maar hij werkte niet aan verzoening tussen facties die elkaar tijdens de oorlog hadden bestreden.

Politiek is tijdens de oorlog en na de vrede altijd bedreven met het geweer. Vlak na de vrede in 2005 kwamen commandanten ieder met eigen groepjes lijfwachten van hun stam naar de hoofdstad Juba. Zo ontstonden er vele tribale eilandjes in het leger. Zonder wapens speelde je niet mee. Een uit Amerika teruggekeerde balling – een dominee – vroeg aan een hoge SPLA-commandant en politicus hoe hij een politieke functie kon verkrijgen. Hij kreeg te horen: „Ga terug naar je woongebied, verzamel wat wapens en manschappen, schiet een paar dagen in de lucht en dan nemen we je serieus in Juba”.

Na het ontslag van Riëk in juli ging er een atmosfeer van paranoia en geruchten in Juba hangen. Riëk en Rebecca, de weduwe van John Garang, pleitten voor meer democratie in de regeringspartij. Salva Kiir reageerde door zich steeds meer te laten omringen door een klein groepje Dinka’s uit zijn regio Bahr el Ghazal, in het noordwesten.

De stamverhoudingen in Zuid-Soedan betreffen niet simpelweg de frictie tussen de twee grootste stammen. De Dinka bestaat uit 25 subgroepen, ieder met hun eigen leiders en belangen. Hetzelfde geldt voor de Nuer. Onbehagen over de vermeende dominantie van de Dinka – dat niet alleen leeft onder de Nuer, maar ook onder vele minderheidsstammen van de zuidelijke regio Equatoria – loopt als een rode draad door de bevrijdingsstrijd van 1983 tot 2005. Na de afsplitsing van Riëk van Garangs SPLA in 1991 woedde er ‘een oorlog binnen een oorlog’ tussen Dinka’s en Nuers. Daarbij vielen meer doden dan gedurende de hele oorlog tegen de gehate ‘Arabieren’ in Noord-Soedan. .

Al deze oude wonden worden nu weer opengehaald.

Koert Lindijer
Koert Lindijer
Koert Lindijer has been a correspondent in Africa for the Dutch newspaper NRC since 1983. He is the author of four books on African affairs.

Leave a reply

Please enter your comment!
Please enter your name here

Laatste artikels

Gerelateerde artikelen

Verified by MonsterInsights